Bergman-pagina's: vorige | index | volgende |
Waarom vind ik deze serie van drie zo goed? Dat wil ik hieronder uitleggen, waarbij ik ook enkele 'fouten' en later aangebrachte tekstwijzigingen zal aangeven. Ik streef niet naar volledigheid; dat zeg ik er voor de volledigheid bij.
Ik ga uit van de drie gebonden edities met stofomslag die ik heb (alle drie
een tweede druk, resp. 1953, 1954, 1955) en de eerste pocketedities (alle
drie uit 1967). Latere pocketedities heb ik niet bekeken; dat mag een ander
doen.
'Het onverwachte avontuur met de particuliere detective Pijnenborg begon, doordat de zuinige Jan Prins met zijn Scheldejol dwars door de Stadionsluis in Amsterdam ging varen om een dubbeltje te verdienen. Dat geschiedde onder honende opmerkingen van Bob Evers, die met een pikhaak gereed stond om een paar honderd gulden schade als gevolg van een aanvaring te voorkomen.'In de pocketeditie is deze passage op één punt gewijzigd: het dubbeltje is veranderd in een kwartje. De 'paar honderd gulden' is echter gebleven.
Opvallend is dat degene die de tekst voor de omslagpagina van de pocketeditie heeft verwerkt, niet goed heeft opgelet. Hij of zij heeft letterlijk de tekst van het stofomslag overgenomen, waardoor op de omslag van de pocketeditie nog steeds het dubbeltje staat vermeld, terwijl in de tekst dus sprake is van een kwartje.
Meteen maar even een andere opvallende tekstwijziging uit de eerste pagina's. Na de levensgevaarlijke manoeuvre van Jan Prins om het flesje te bemachtigen worden de jongens toegeschreeuwd door een opgewonden sluiswachter. In de gebonden editie staat er: 'Luister eens even, daar beneden!...' De pocketeditie is iets uitgebreider: 'Luister eens even, aankomende waterprovo's, daar beneden!...' Deze toevoeging is een teken des tijds: het is 1966 of 1967!
Opvallend is het stofomslag van Een motorboot. Daarop zien we Jan,
Bob en Arie in een boot, bezig met het aan boord krijgen van het flesje. Dat is
dus gewoon fout. Het gaat er juist om dat Arie niet mee was; hij moest
thuis blijven omdat een tante en een oom uit Australië op bezoek kwamen.
Voor het verdere verloop van het verhaal is de tijdelijke afwezigheid van Arie
essentieel; het is dan ook onbegrijpelijk dat de tekenaar deze fout heeft
gemaakt. (Bovendien tekende hij ook nog een soort riet op het omslag, terwijl
in een sluis natuurlijk geen begroeiing is.) Merkwaardig genoeg is de tekenfout
niet hersteld op het omslag voor de pocketeditie. Ook daar zien we de drie
jongens in de boot; nota bene Arie is (net als op het stofomslag) in de weer
met de pikhaak.
Een avontuur wordt aantrekkelijker als je vertrouwd bent met de lokaties
waar het zich afspeelt. Tenminste, zo ervaar ik het. En in de Grimbos-trilogie
komen van alle Bob Evers-boeken de meeste plaatsen voor die mij als jongetje
al vertrouwd waren. Anders gezegd: de Nederlandse avonturen van Jan, Bob en
Arie hebben mij altijd meer aangesproken dan de buitenlandse. Het feit dat
ik inmiddels op flink wat buitenlandse Evers-lokaties ben geweest heeft
daar niets aan veranderd.
Maar het is niet het verhaal alleen; de trilogie bevat ook enkele scènes die tot de beste uit het Van de Heide-oeuvre behoren. Allereerst is daar de komst van de Australische oom en tante, die Arie ertoe dwingt thuis te blijven terwijl z'n vrienden alvast de boot naar Leiden brengen (Motorboot). Hij moet met ze mee naar de schouwburg, waar hij zich 'ijselijk' verveelt. Maar hij gedraagt zich echter 'bewonderenswaardig' en laat niets merken. Hij trakteert het hele gezelschap zelfs in Américain (niet met een é) op koffie met mokkagebak. Zijn tante en oom vinden hem 'een zeldzaam beleefde jongen'; papa en mama Roos zijn 'in de wolken'. Maar natuurlijk volgt de dubbele bodem, die je als jongetje met een vergelijkbare oom en tante (maar dan uit Groningen) zo goed herkende (en uiteraard nu nog): Arie 'vreesde dat hij geen tweede dag en avond bij zijn oom en tante zou kunnen doorbrengen zonder een deel van de gemaakte goede indruk weer teniet te doen. Hij had een topprestatie geleverd, vond Arie, en trachten die nog te verbeteren zou een grote fout zijn.'
In de pocketeditie is deze tekst nog flink aangezet. Arie gaat daar naar de schouwburg 'met gepoetste schoenen en zijn netste pak aan', hij verveelt zich nu niet ijselijk maar 'stierlijk', onderdrukt ook nog zijn geeuwneigingen, biedt een mokkapunt aan in plaats van mokkagebak, doet dat nu in American (onjuiste spelling), koopt voor z'n tante een doos Droste-flikken en voor z'n oom een kistje sigaren en vreest geen tweede dag en avond in het gezelschap van oom en tante te kunnen doorbrengen zonder een belangrijk deel van de gemaakte goede indrukken weer teniet te doen.
Een tweede scène die me altijd zal bijblijven is die van de wachtmeester Van Praay met Hennie Schol in de donkere Zeeuwse nacht (Raderboot). Schol is bezig zijn enkele dagen eerder begraven portie goud op te halen en wordt daarbij door Van Praay gestoord. Als excuus voor zijn verblijf zo ver van Amsterdam vertelt Schol dat hij dichter is en de beste invallen krijgt 'des nachts, op zomernachten en onder de sterren'. Dan ontspint zich een dialoog waarbij Schol wanhopig probeert dichtregels te citeren en Van Praay hem tussendoor listige vraagjes stelt. Inmiddels heeft ook een boer uit een naburige hoeve zich bij het gezelschap gevoegd en dat inspireert Hennie tot het volgende meesterwerkje:
Een man en een hondDe scène, die absoluut het predikaat 'klassiek' verdient, gaat zo nog even door.
lopen de wereld rond
Een vrouw en een kat
horen thuis; op de mat.
In Motorboot bijvoorbeeld staat over Grimbos geschreven:
'P.S.H. Grimbos... Publicist. Arie kreunde. Publicist, herhaalde hij halfluid. Een van die kerels die eens in de maand een stukje schrijven in het maandblad voor de bloembollencultuur. Geen wonder dat zijn huis op inzakken staat.'
In Klopjacht wordt Bonzo beschreven als iemand van wie 'de hersens ongeveer de afmetingen hadden van die van een uit de kluiten gewassen garnaal'.
En over de wachtmeester Van Praay wordt in Raderboot gezegd:
'bovendien had hij die dag, in zeventien verschillende huizen en boerderijen,
bij elkaar acht en twintig koppen koffie gedronken... voldoende om zelfs een
oververmoeid nijlpaard het insluimeren onmogelijk te maken.'
Motorboot
Bergman-pagina's: vorige | index | volgende
Bovenstaand artikel verscheen eerder in de de Bob Evers Nieuwsbrief van januari 1994.
Henk Bergman <h.bergman_op_tip_punt_nl>
Reakties zijn van harte welkom.
Lees ook Frank Engelens
Een motorboot
voor een zinkend flesje, een prachtig achtergrondverhaal bij de
Grimbos-geschiedenis.
Terug naar de hoofdpagina van de
"Duizend-en-enige hoofdstukken over Bob Evers"
Paginabaas:
Paul Vinkenoog <paul_op_vinkenoog_punt_nl>